‘Geachte mevrouw, Uw bestelling ligt voor u klaar. Het kan worden afgehaald in …’ Argh! Daar heb je er weer één, zo’n voorbeeld van de het-ziekte. ‘De bestelling, het ligt klaar’. Fout! Hoewel taal natuurlijk altijd in ontwikkeling is, kan ik niet wennen aan de het-ziekte. Laat me ‘het’ nog één keer uitleggen: je kunt niet met het verwijzen naar een de-woord.
Hoe ‘het’ niet moet
Ik zie het foute het heel vaak voorbijkomen:
- De opdracht is ingepland. Jullie ontvangen het morgen!
- Hartelijk dank voor de tekst. Ik stuur het direct door naar mijn collega.
- Kun je ons helpen met de vertaling van deze brief? Het moet woensdag klaar zijn.
- Dank voor de rapportage. Ik heb het met belangstelling gelezen.
Hoe moet ‘het’ dan wel?
Om het goede verwijswoord te gebruiken, moet je kijken naar het grammaticale woordgeslacht. De-woorden kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn. Naar grammaticaal vrouwelijke de-woorden verwijs je met haar en zij, naar mannelijke met zijn en hij. Tekst is bijvoorbeeld een mannelijk woord, dus kun je als volgt verwijzen:
- Hartelijk dank voor de tekst, ik stuur hem door naar mijn collega.
Maar opdracht kan mannelijk of vrouwelijk zijn. Dus dan mag je zelf kiezen of je hij/hem of zij/haar gebruikt:
- De opdracht is ingepland. Jullie ontvangen haar/hem morgen.
Hoe weet je of een woord mannelijk of vrouwelijk is?
Het woordgeslacht kun je makkelijk opzoeken in www.woordenlijst.org. Vind je dat omslachtig? Of vind je een verwijzing met haar/hem gek klinken? Zoek dan een andere passende oplossing. Je kunt naar de-woorden ook verwijzen met deze of die:
- De rapportage > Ik heb deze met belangstelling gelezen.
Schrijf je een zin met het woord het erin? Lees dan even terug en vraag je af naar welk woord je met het verwijst. ‘Het’ is echt niet moeilijk en ‘het’ voorkomt veel ergernis. :)
Aan de slag met jouw schrijfvaardigheid?
Bekijk de training Correct Nederlands of neem contact met ons op via 020 - 244 3400 of trainingen@taalcentrum-vu.nl.
